Drieluik over Henk de Kleinen (deel 3)
Henk en ik waren weer herenigd in een team, het vlaggenschip van Messemaker (zie deel 2 van dit drieluik). Dat eindigde in 2010 toen mijn werk zo intensief geworden was dat ik geen energie meer over had om op zaterdag competitie te spelen. Maar voordat het zover was vond er een gebeurtenis plaats die ons allebei diep raakte. |
Derde en laatste deel: Naderend afscheid
Eind maart 2007. Als een donderslag bij heldere hemel bereikte me het droevige bericht dat Leo Kerkhoff was overleden. Zonder dat ik het wist bleek Leo al twee jaar ernstig ziek te zijn geweest. Henk nam contact met me op en suggereerde dat ik het in memoriam voor onze vriend zou schrijven. Dat was niet onlogisch want Henks vriendschap was verbonden met hun beider schooljaren en de mijne met de vele jaren dat we samen in één team hadden gespeeld. Eerst met Charlois en later langdurig bij Volmac/Rotterdam. In een vloek en een diepe zucht heb ik geprobeerd Henks en mijn herinneringen, indrukken en bewondering tot een geheel te maken (http://archief.r-s-b.nl/archief/inmemoriam-leokerkhof.htm).
Acht jaar later werd ik onverwachts benaderd door Janna Bruil, de vriendin van Leo. Ze wilde opruimen en vroeg zich af hoe ze een goede bestemming kon geven aan Leo’s schaakboeken. Op een mooie zomerse dag in augustus zijn Henk en ik naar haar toegegaan. En daar stonden de boeken van Leo, al die tijd onaangeroerd. Even later lieten we een paar boeken, met hier en daar een aantekening van Leo, door onze handen glijden. Een emotioneel moment. Henk kon Janna een paar tips geven en hopelijk heeft ze daar iets aan gehad.
Intussen was ik met pensioen gegaan en weer naar hartelust aan het schaken. Toernooien, seniorenschaak voor teams en de clubcompetitie. Dat laatste aanvankelijk bij Messemaker en natuurlijk ook nu weer onder de bezielende leiding van Henk. Daarna werd het weer het oude vertrouwde Erasmus waar ook Henk was neergestreken. Alsof het zo moest zijn kwamen we in de interne competitie nog één keer tegenover elkaar te zitten en mocht ik nog eens ervaren dat er met de onverzettelijkheid van Henk niet te spotten valt. Zijn speelstijl is misschien het beste te karakteriseren als ‘kom maar op, laat maar zien wat je kunt’. Dat was in mijn geval te weinig en ik verloor. Zelden of nooit heb ik minder de pest aan een verliespartij gehad.
Niet veel later openbaarde zich bij Henk dezelfde slopende ziekte als die Leo velde. Alsof de duivel ermee speelt.
Henks onverzettelijke karakter werd nog eens in al zijn kracht zichtbaar, zelfs toen de hoop op herstel de bodem was ingeslagen. “We gaan er iets moois van maken de komende tijd die me nog rest”, mailde hij zijn vrienden en kennissen.
Erg verdrietig, maar gelukkig is Henk nog onder ons en beschrijft hij hierna zelf hoe hij de afgelopen jaren beleefde en het heden beleeft.
Henks schaakleven
Pensionado
In 1997 ging ik vervroegd met pensioen en genoten Jolanda en ik van het ‘goede leven’. Talloze theaterbezoeken en verre reizen, waaronder China, Java & Bali, viermaal Noord-Amerika en Canada en vijf schitterende cruises met de Holland America Line.
Ook pakte ik het journalistieke werk weer op: algemene verslaggeving en sport voor het AD Groene Hart, sport voor het Rotterdams Dagblad waar ik iedere maandag een complete pagina voor verzorgde. Voor de Groene Hart-editie schreef ik 101 afleveringen van de wekelijkse rubriek ‘Van Wieg tot Graf’. Aanvankelijk was ik van plan bij 100 te stoppen, maar na het overlijden van Ab Scheel kwam nummer 101 tot stand.
In 2017 verkasten we naar Bergambacht, omdat ons maasstedelijke appartement veel te groot was voor een echtpaar. Een leuke plaats, zonder meer. Met enorm veel plezier heb ik de afgelopen jaren meegedraaid in een shantykoor, De Zingende Zalmvissers uit Ammerstol. Daarbij mocht ik actief bijdragen aan de totstandkoming van een cd en aan diverse bijzondere optredens, waaronder twee keer in het Isala Theater te Capelle aan den IJssel.
En het schaakleven? Dat kreeg nieuwe impulsen, vooral ook door de jaarlijkse ontmoetingen van ‘oude’ vrienden van Schiebroek tijdens de Hoogovens/Tata Steel toernooien, waar ik 25 keer achtereen aan de tienkampen deelnam.
In 2015 besloot ik daarom om me bij mijn oude makkers van Erasmus aan te sluiten. Een dubbellidmaatschap dus. Bij Erasmus speelde ik intern en extern in de RSB-competitie (achttallen en viertallen). Bij Messemaker 1847 kwam ik met het tweede team als speler-captain uit in de KNSB-competitie. Dat was genieten, ook al omdat mijn grote vriend Wim Westerveld in datzelfde achttal het kopbord bezette en daarmee afzag van een plaats in de sterkste formatie van de club. Hij was een belangrijke steunpilaar voor ons ‘vriendenteam’.
Het is eigenlijk overbodig om te zeggen dat het me uitstekend beviel bij Erasmus. De sfeer en de vele activiteiten spraken me enorm aan. Intern draaide ik behoorlijk mee en bereikte eenmaal de A-finale. Grootste triomf was een overwinning (door tijdsoverschrijding) op de bijna onoverwinnelijke…. Wim Westerveld, jawel.
Nu
De afgelopen jaren werd mijn wereld steeds kleiner. Eind 2018 werd prostaatkanker met uitzaaiingen vastgesteld. In eerste instantie was dat nog geen beperking van mijn schaakactiviteiten, maar de coronaperiode was dat natuurlijk wel. Naast het aanbrengen van twee nierdrains en een katheter plus enkele ziekenhuisopnames kende de behandeling van mijn ziekte een grillig traject. In het Groene Hartziekenhuis van Gouda was het een opeenvolging van hormonen, chemo, andere hormonen en weer andere chemo totdat positieve resultaten uitbleven en ik als ‘uitbehandeld’ (naar mijn idee het ergste woord dat bestaat) werd overgeheveld naar het Erasmus MC. Alternatieve medicijnen hielden me maandenlang goed op de been, maar in juli van dit jaar werd elk optimisme de bodem ingeslagen: opnieuw uitbehandeld en met een levensverwachting van 6 tot 12 maanden overgedragen aan de huisarts voor verdere begeleiding naar een zo mild mogelijk einde.
Tot voor kort speelde ik veel onlineschaak, waaronder dagelijks tientallen 1-minuutpartijen. Een mooie afleiding en voor mij een ideale vorm van ontspanning. Een vernauwing van de galwegen en het plaatsen van een stent maakte dat inmiddels te vermoeiend. Ik beweeg me – binnenshuis – over korte afstanden met een rollator, in de woonkamer staat een bed om af en toe te rusten, is de Thuiszorg geïntensiveerd en kan ik alleen nog maar vloeibaar/gepureerd voedsel naar binnen krijgen.
Een – voorzichtig gezegd – weinig aantrekkelijke situatie, maar het meeleven van familie en vrienden is hartverwarmend. Soms lijkt het hier een bloemenwinkel en het dressoir ‘kreunt’ bij wijze van spreken onder de steunbetuigende kaarten. Heel veel schakers gaven ook per e-mail blijk van goede herinneringen. Verrassend was een lange en ontroerende e-mail van Jaap van den Herik, een goede jeugdvriend met wie ik lang geen contact had onderhouden. De hoogleraar Informatica en Recht gaf zelfs aan dat onze vriendschap een steun had betekend voor zijn verdere ontwikkeling….. Regelmatige telefonische contacten met ‘wapenbroeder’ Pim Kleinjan zijn ook ondersteunend, evenals een bezoek van Jaap van Meerkerk.
Jolanda is een fantastische en onvermoeibare mantelzorger en dat scheelt enorm.
Schaken is, zoals uit het voorgaande mag blijken, een dikke rode draad in mijn leven geweest. Een rijk leven ook, met heel veel hoogtepunten, fijne contacten en vriendschappen. Daar ben ik dankbaar voor.
Tot zover Henk.
Tijdens zijn schaakleven is er weinig hetzelfde gebleven. Zwartwit foto’s werden kleurenfoto’s, zoals te zien aan de illustraties van dit verhaal. Maar dat is nog wel het minste. Schaakcomputers (de engines) en internet hebben het schaken drastisch veranderd, maar het spel zelf bleef kaarsrecht overeind. Sterker nog, schaken is booming, een e-sport zoals dat tegenwoordig heet. Schaakclubs hebben het echter moeilijk. De concurrentie is groot: on-line schaken, toernooien en de vele alternatieve vrije tijdsbestedingen. Het is niet meer voldoende om alleen een interne en externe competitie te bieden. Je moet als club daar bovenop iets hebben dat je ten opzichte van de concurrentie uniek maakt, anders red je het niet. En dat is sfeer, ruimte voor sociaal contact en teamspirit. Waar je vrienden (voor het leven) kan opdoen. Dat vraagt veel: een competent en ondernemend bestuur, een goeie speelzaal met bar, enthousiaste competitie- en teamleiders, jeugdtrainer(s) en een levendige website. Vrijwilligers heb je daar voor nodig, die dat allemaal op zich willen nemen. Erasmus heeft ze en de club floreert dan ook. Het lijkt een uitzondering te worden. Doodzonde en om de woorden van Hans Keller uit het intro nog eens te herhalen.
“Zonder humuslaag kan hier nooit iets moois opbloeien”
We hoeven natuurlijk niet een ‘Henk’ te zijn, als dat überhaupt al mogelijk is. Maar Henk en ik hopen wel dat de lezers naar aanleiding van dit verhaal en vrij naar John F Kennedy ‘zich niet (alleen) gaan afvragen wat de club voor hen doet, maar (ook) wat ze voor hun club kunnen doen.’ Als we dat bereikt hebben dan zou dat een mooie nalatenschap zijn.
Voor hen die Henk een hart onder de riem willen steken volgt hier nog éénmaal zijn e-mailadres. dekleijnen@ziggo.nl
Wim Westerveld in coproductie met Henk de Kleijnen
Drieluik over Henk de Kelijen (deel 2)
Na onze kennismaking en die mooie jaren bij Schaakvereniging Schiebroek (zie Henk) scheidden zich onze wegen. Rob Witt vertrok naar Amsterdam om daar nooit meer weg te gaan. Ik wendde de steven naar Leiden om te studeren. En ook Henk verliet Rotterdam.
Voor hetzelfde geld verlies je elkaar dan definitief uit het oog, maar het liep anders.
Deel 2. Hernieuwde kennismaking
Rob ging bij schaakvereniging Desisco/Watergraafsmeer spelen. Henk schaakte bij de Alphense Schaakclub en ik kwam via de Leidse Schaakclub ‘Philidor’ en schaakclub Charlois bij schaakvereniging Volmac/Rotterdam terecht. We troffen elkaar nog slechts sporadisch, min of meer bij toeval.
Jarenlang speelde ik slechts partijtjes in de externe competitie en langzaam maar zeker vloeide de motivatie weg. Als je niet meer zo fanatiek bent wordt het sociale gehalte van een schaakclub steeds belangrijker. En dat miste ik, de gezelligheid. Overigens zonder dat ik me daar erg bewust van was. Toen in 1996 de sponsor terugtrad, vond ik dat een mooi moment om te stoppen. Voorgoed dacht ik.
Maar ik had buiten de waard gerekend. Ik was al jaren ‘in ruste’ toen Henk contact met me opnam. Of ik geen zin had om voor zijn club te spelen. Die club was inmiddels Messemaker. Na enige aarzeling liet ik me overhalen. Ik kwam in een fijn en sterk team terecht. Fanatiek en toch gezellig. Henk was als vanouds de ongeëvenaarde teamcaptain van ‘het vlaggenschip’ zoals het eerste team van Messemaker steevast genoemd werd.
Aan bord van het schip werd je wel geacht je aan de discipline te houden. Remise aannemen of remise voorstellen zonder overleg met de captain was streng verboden. Voor een ijzervreter als Gert-Jan Ludden of voor de zelfbewuste Paul van der Hoeven was dat geen probleem, maar voor voorzichtige naturen als Ed Roering, Roel Evertse en Erich Karstan soms wel. En als hen dan toch een overtreding ontsnapte, werd ze dat door de scherpe pen van Henk wel even ingepeperd op de clubsite.
De thuiswedstrijden speelden we aanvankelijk in een merkwaardige omgeving. Een verzorgingstehuis in Gouda. Om in de speelzaal te komen, een recreatieruimte met in de open wandkasten wol en naaigerei, moest je door een gang waar schuifelende oudjes je tegemoet kwamen ondersteund door een rollator of een arm van een verpleegster. Wij waren daaraan gewend, maar voor de bezoekende schaakteams moet het een ‘memento mori’ geweest zijn. Het zal hun strijdlust bepaald niet aangewakkerd hebben.
Tot 2010 heb ik bij Messemaker onder Henks leiding gespeeld. Het waren weer prachtige schaakjaren.
En hoe verging het Henk na zijn periode bij Schiebroek? Dat beschrijft hij hierna.
Henks Schaakleven
Vroeg volwassen (+ werk en relaties)
In 1969 besloot ik om qua werk het roer om te gooien. Het journalistieke werk was me te vluchtig, te oppervlakkig en ik herkende mezelf in het gezegde ‘Als professor weet je alles van bijna niets en als journalist weet je niets van alles.’
Mijn sollicitatie bij IBM Nederland naar een eventuele functie bij de afdeling Communicatie leverde een uitnodiging op, waarbij me tot mijn verrassing een baan als ‘Placement Counselor’ (medewerker Personeelszaken) werd aangeboden. Men stond aan de vooravond van een grootscheepse werving onder academici en was van mening dat ik als journalist goed kon interviewen/selecteren. Wel werd me vriendelijk gevraagd om mijn baard af te scheren.
In die tijd was de kledingcode bij de computergigant erg conservatief. Als ‘verlengstuk’ van de Marketingdivisie werd ik geacht om baard- en snorloos op te treden en me te houden aan het protocol kostuum-overhemd-stropdas.. Na enige aarzeling accepteerde ik het aanbod met het oog op verder toekomstperspectief. Eenmaal aan boord probeerde ik het later nog om bij mijn blauwe kostuum overhemd en das te vervangen door een witte coltrui. Fout. Mijn manager stuurde me door naar het Hoofd Personeelszaken, die me opdroeg om me thuis (ik woonde op kamer in Amsterdam) te gaan omkleden. Dat vertikte ik, maar nadien hield ik me wel aan het algemene kledingvoorschrift.
De benoeming betekende overigens het afscheid van mijn geliefde Schiebroek, waar ik werd uitgezwaaid als erelid.
De nieuwe werkkring beviel uitstekend en om mijn promotiekansen te vergroten schreef ik me in voor de POPA (parttime opleiding Personeelswerk Amsterdam), een vierjarige hbo-opleiding. Dat leverde me geen windeieren op, want aansluitend werd ik benoemd tot Manager Personeelszaken van het administratieve personeel.
Ik trouwde in 1971, verhuisde naar Alphen aan den Rijn en kreeg twee kinderen, Saskia (1974) en Jacco (1978). Schaken stond enkele jaren op een laag pitje, totdat ik me als lid bij de Alphense Schaakclub aanmeldde. Daar werd ik achtereenvolgens jeugdleider en secretaris, later voorzitter. Ook hier werden jeugdschaakdagen georganiseerd. Eenmaal, in 1979, mocht ik me algemeen kampioen noemen en pakte het ‘ambt’ van speler-captain weer op.
Verder organiseerde ik vier keer een massakamp tussen Alphen en Schiebroek (contactman Jaap van Meerkerk), waarbij steeds tientallen deelnemers per touringcar werden vervoerd. En ook hier kon ik het schrijven niet laten: enkele seizoenen was ik redacteur van ‘Hoog van de Toren’, een ook buiten de vereniging gewaardeerd magazine dat 6 tot 8 keer per jaar verscheen.
Aardig intermezzo was in 1981 een invitatie voor een simultaan die Max Euwe – kort voor zijn overlijden – gaf ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag. Onze partij eindigde in remise.
Beroepsmatig ging het crescendo. Steeds grotere eenheden werden aan mij als Personnel Manager toevertrouwd, tot en met de complete Serviceorganisatie (1150 medewerkers). Ook hier stroomde het schaakbloed waar het niet gaan kon: ik stroopte de IBM-organisatie af om schakers te vinden om deel te nemen aan de Amsterdamse Schaakolympiade voor Bedrijven. Daar namen ten slotte vijf viertallen aan deel. Het eerste team, met mij als captain aan het vierde bord, stootte enkele malen door naar de landelijke finale (toen nog een select toernooi, tegenwoordig voor elk bedrijf toegankelijk).
Vervolgens kwam de benoeming tot Manager Management Development, die veel dienstreizen naar onder andere de Verenigde Staten en het Europese hoofdkantoor in Parijs opleverden. Dat leidde tot afscheid van ASC en een aantal jaren beperkte ik me – zoals gebruikelijk fanatiek – tot correspondentieschaak. Een serieuze bezigheid die heel wat uurtjes ‘tussendoor’ kostte. Naast internationale wedstrijden kwam ik nationaal in de Meesterklasse uit. Via dit podium plaatste ik me ook eenmaal voor het Nederlands Kampioenschap, zonder al te veel succes overigens. Wel behaalde ik een rating van 2320, iets waarvan ik met het bordschaak alleen maar kon dromen: 1899 was daarbij de piek.
Ik zette een punt achter het correspondentieschaak, toen duidelijk werd dat steeds meer spelers computers inschakelden en daarmee in mijn ogen aan regelrechte competitievervalsing deden.
In 1988 was ik deelnemer aan een wereldrecordpoging simultaanschaak van Hans Böhm ter gelegenheid van het jubilerende Hoogovenschaaktoernooi. Ook dat resulteerde in een puntendeling.
In datzelfde jaar werd ik, niet in de laatste plaats door de enthousiaste verhalen van zwager Henk van der Wösten, opnieuw lid van een vereniging, namelijk Messemaker 1847 – oudste club van Nederland. Daar heb ik geen moment spijt van gehad, want het bruiste daar van activiteiten. Vooral Wil Woudenberg (onder andere organisator van de jaarlijkse schaakontmoeting met onze schaakvrienden uit het Duitse Solingen) en de iconische Ab Scheel (animator op alle denkbare terreinen en fenomenaal webmaster) trokken de kar. Later werd Gert-Jan Ludden de enthousiasmerende voorzitter, met wie ik als secretaris in het bestuur zat.
Laat volwassen
De volgende carrièrestap bij IBM Nederland vormde de benoeming tot Hoofd Interne Communicatie en Perscontacten – ook leuk gezien mijn verleden als dagbladjournalist. Een boeiende baan met persconferenties en persseminars bij de lancering van nieuwe producten en lezingen op congressen overal in het land over de communicatiestrategieën van mijn werkgever. En passant werd ik tevens voorzitter Ondernemingsraad Stafdiensten.
Na 24 jaar zwaaide ik na rijp beraad af bij IBM. Dat werd mogelijk gemaakt door een riante afvloeiingsregeling, die onderdeel uitmaakte van een pakket om afslanking te bevorderen. Gemikt werd op 950 vrijwillige vertrekkers, dat werden er uiteindelijk 1350. Nieuwe werkgever werd de gemeente Gouda, waar ik de functie bekleedde van Directeur Sociale Zaken, Werk en Welzijn (130 werknemers).
De geschiedenis wat schaken betreft herhaalde zich: ik kon een viertal formeren dat aan de schaakolympiade van bedrijven kon deelnemen. Met onder andere Frans Bottenberg en wethouder Wim Hommels in de gelederen behaalden we een verrassende vierde plaats. Ook hield ik me in die tijd bezig met computerschaak. Een bijzonder evenement was de organisatie van enkele duels tussen een team van computerexpert Jan Louwman en acht spelers van Messemaker, die werden afgewerkt in de Agnietenkapel, nabij de Goudse Markt. Ook mocht ik vier achtereenvolgende jaren deelnemen aan het prestigieuze AEGON Mens-Computerschaaktoernooi, met grootmeesters als Bronstein, Nunn en Van der Wiel.
Bij het 150-jarig bestaan van de club werd een hele reeks evenementen opgezet, waaronder een schilderijenexpositie, een gedenkboek en natuurlijk als absolute hoogtepunt de geslaagde wereldrecordpoging simultaanschaak van Gert-Jan Ludden (met officiële vermelding in het Guiness Book of Records). Bij die poging leidde ik het organisatieteam en was ik coach van de recordhouder. Kort daarop werden Gert-Jan en ik beiden benoemd tot lid van verdienste van de vereniging.
Overigens kwam datzelfde jaar een einde aan mijn eerste huwelijk – de rek was eruit. Ik leerde daarna Jolanda kennen – de absolute liefde van mijn leven, nog steeds – die uit een eerder huwelijk drie ‘bonuskinderen’ meebracht: Karin, Yvonne en Marcel. Laatstgenoemde woonde een twaalftal jaren bij ons, eerst in Alphen, daarna in Rotterdam waar we een appartement betrokken. In 2000 trouwden we, met Gert-Jan als weergaloze ceremoniemeester.
Het spreekt bijna vanzelf dat ik opnieuw actief werd als speler-captain die altijd binnen 24 uur na een wedstrijd verslagen distribueerde. Later, toen het eerste team erg veel sterker was geworden met onder andere Wim Westerveld en Paul van der Hoeven, beperkte ik me tot de rol van non-playing captain die de formatie mocht begeleiden naar de tweede klasse van de KNSB.
Tot zover Henk. Volgende keer de laatste aflevering, deel 3. Naderend afscheid
Wim Westerveld in coproductie met Henk de Kleijnen
Uitslagen eerste snelschaakavond
Drieluik over Henk de Kleijnen (deel 1)
Henk
Ergens begin jaren tachtig had ik een ontmoeting met de befaamde documentairemaker Hans Keller. Hij sprak woorden die me altijd zijn bijgebleven: “Zonder een humuslaag kan hier nooit iets moois opbloeien.” Hij had het over Rotterdam en misschien ook over zichzelf. Weggeplukt uit het bruisende culturele leven van Amsterdam was hij naar mijn stad gekomen om leiding te geven aan de Rotterdamse Kunststichting. Het werd geen succes en na een kortstondig verblijf alhier keerde hij de maasstad de rug toe. Maar zoals gezegd, zijn woorden bleven hangen.
Onze schaakwereld beschikt gelukkig over een humuslaag. De vruchtbare bodem die gevormd wordt door schaakclubs, gestut en gedreven door vrijwilligers: bestuurders, teamcaptains, jeugdtrainers en redacteuren van clubblad en clubsite, die hun vrije tijd en talent inzetten om de clubtraditie in ere te houden en een sportieve arena te bieden aan jong en oud. Sommigen doen dat onopvallend, anderen opvallend en een enkeling buitengewoon opvallend. Daar is veel moois uit voortgekomen. Een rijke wereld van gezelligheid, spannende competities, toernooien, en (wereld-)toppers.
Zo’n buitengewoon opvallende clubman is Henk de Kleijnen. Niet van één club, maar van meerdere clubs. Eerst van Schaakvereniging Schiebroek, vervolgens van de Alphense Schaakclub, later van Schaakclub Messemaker 1847 en nu van Schaakvereniging Erasmus. Henk deed van alles. Schrijven en enthousiasmeren vooral. In de clubbladen, op de clubsites later, en in (lokale) kranten. Zijn ‘soepele pen’ stond garant voor buitengewoon leesbare en soms vermakelijke stukken en verslagen. Van alles organiseerde hij ook en daarbij was hij een ongeëvenaarde teamcaptain. Velen zullen geïnspireerd geraakt zijn door zijn niet aflatend enthousiasme. Ik was één van de gelukkigen die dat hebben mogen ervaren. Het spreekt bijna vanzelf dat dankbaarheid voor wat Henk gedaan heeft omgezet is in onderscheidingen. Henk is lid van verdienste van Messemaker en erelid van Erasmus.
Tussen alle bedrijven door speelde Henk ook zelf. Op uitstekend clubniveau. Vaak combineerde hij dat met het teamleiderschap en dat moet hem zo nu en dan uit zijn concentratie gehaald hebben, want voor hem geldt dat je niets half doet.
De afgelopen tijd heb ik biografieën gelezen over grote schakers als Capablanca en Fischer. Bij hen viel het gewone leven vrijwel samen met het leven als schaker. Ik bedacht me dat je zelden leest over levens waarin schaken een belangrijke bijrol speelde. Dat leek me wel zo interessant, mits goed opgeschreven. En ik dacht aan Henk.
En nu is Henk ziek, zeer ernstig ziek helaas. Ik vroeg hem of hij nog zin en energie had om zijn schakersleven ‘aan het papier toe te vertrouwen’. Dat had hij gelukkig. Hij die altijd over anderen heeft geschreven, heeft dat nu over zichzelf gedaan. We gaan zijn verhaal in episodes publiceren, steeds voorafgegaan door een korte inleiding van mijn hand waarin ik een paar persoonlijke ervaringen met Henk zal delen. We hopen dat ook dit verhaal veel lezers zal enthousiasmeren voor het mooiste spel van de wereld. En als u wilt reageren dan kan dat. Henks emailadres is dekleijnen@ziggo.nl
Hierna volgt het eerste deel van in totaal drie delen. De overige twee afleveringen zullen de komende weken te lezen zijn.
Deel 1. De kennismaking
Tieners waren we, Rob Witt en ik, halverwege de jaren zestig. Als het even kon schaakten we. Toen we in een huis-aan-huis blad lazen dat Schaakvereniging Schiebroek een zogenaamd instuiftoernooi organiseerde, hebben we ons aangemeld. En zo stapten we de drempel over die toegang bood tot het clubleven. We vielen in een warm bad waarvan het water op temperatuur werd gehouden door Henk en een paar anderen. We waren verkocht. Al snel werden Rob en ik opgenomen in het eerste team van de club. Aangemoedigd door Henk en zijn opzwepende stukjes in het clubblad begonnen we aan een gestage opmars door de gelederen van de Rotterdamse onderbond. Gestart in de tweede klasse van de RSB bereikte het team uiteindelijk de tweede klasse van de landelijke competitie. En passant werd Rob jeugdkampioen van Nederland. Het waren prachtjaren bij Henk en de club. Om nooit te vergeten.
Maar hoe beleefde Henk zelf zijn eigen eerste jaren in de schaakwereld ? Dat beschrijft hij hierna.
Henks Schaakleven
Vroegste jeugd
Geboren in 1943. Leerde schaken rond mijn twaalfde. Van mijn vader, die toen ook (kort) lid was van Schiebroek. Als hij bord en stukken had opgesteld en studeerde in een boekje van Euwe, werd ik mateloos gefascineerd door de diagrammen en symbolen. Na de loop der stukken te hebben geleerd sloot ik me op 13-jarige leeftijd aan bij de jeugdopleiding van Schiebroek, o.l.v. van de toen sterkste speler, B.P. Vermeulen. Mijn vriend Leo Kerkhoff deed hetzelfde en allebei raakten we al snel in de ban van het spel. Voor mij sprak het analytisch denken en het planmatig aan de slag gaan me vooral aan, naast het competitie-element en de schier eindeloze mogelijkheden van het spel.
Puberteit (en school)
Door ons enthousiasme en onze leergierigheid maakten we snel vorderingen en staken we steeds meer tijd in onze hobby. Té veel tijd, want Leo en ik bleven op het Calandlyceum zowel in de 1e als de 3e klas van de HBS zitten omdat we ons helemaal aan het spel overgaven. Onze leraar Frans, Piet de Waal, betrapte ons tijdens de les op het gebruikmaken van een zakschaakspel en nam dat onverbiddelijk in beslag. We schakelden over op blindschaak….
In die periode was Frits Hooftman, wiskundeleraar (vader van Victor) ook een stimulans. Hij bracht krantenartikelen mee om partijen te bestuderen. Het was een prachtige periode met schoolschaaktoernooien, o.a. in de kerstvakantie in de Witte de Withstraat en in een interscholaire competitie met vooral het Marnix gymnasium als geduchte tegenstander. Ik herinner me een toernooitje, waarin ik 7 uit 7 haalde en daarmee eindigde vóór John Schell en Leo Kerkhoff. Op het Rotterdamse stadhuis werden Leo en ik beiden geselecteerd voor de jaarlijkse ontmoeting Rotterdam-Antwerpen (jeugdteams van 6 spelers), waaraan we twee keer deelnamen. | |
Ook aan het toenmalige Huttontoernooi (jeugdteams van alle onderbonden) bewaar ik de beste herinneringen. |
Overigens was er nóg een leraar die mijn latere carrière impulsen gaf. Dat was Bert Kruyne, leraar Nederlands en ex-journalist. In mijn lievelingsvak produceerde ik eens een opstel over een schaaktoernooi waarin Leo en ik, naast grootheden als Tal en Botwinnik, niet zonder succes deelnamen. Dat vond Kruyne zó geslaagd dat hij er een 10 voor over had en het verhaal voor de klas voorlas. Nadien kregen al mijn opstellen het cijfer 10. Ik nam me voor om journalist te worden en zou nog tijdens mijn schooltijd freelance bijdragen voor het Rotterdamsch Parool, waar ik ook krantenbezorger was, leveren.
Na de derde klas, waar we dus samen vijf jaar over hadden gedaan, scheidden onze wegen: Leo ging naar de B-kant, ik naar de A-kant. Dat leverde een snelle opmars op naar het eindexamen met diploma. Ondertussen zochten we elkaar meerdere malen per week op, niet alleen om te schaken, maar ook op de zolderkamer bij Leo thuis te (kamer)biljarten en zelfbedachte bordspelen te spelen.
Ondertussen groeide onze speelkracht zienderogen. In de strijd om het Rotterdams jeugdkampioenschap deden we om de eerste plaatsen mee. Meestal werden de partijen bij iemand thuis gespeeld. Heel bijzonder was het, dat in ons onderlinge duel (bij mij thuis) Leo voldoende had aan een puntendeling voor het kampioenschap, terwijl ik zelf inmiddels kansloos was. Ik kwam gewonnen te staan, maar bood remise aan. In het verlengde van deze voorronde werd Leo jeugdkampioen van Nederland! Leo’s ontwikkeling was daarna sneller dan die van mij. Hij studeerde serieus schaak, terwijl ik daar nauwelijks aan toekwam en een begin maakte met een schaakbibliotheek die uiteindelijk 2500 titels zou tellen.
Waar Leo werd ‘geplukt’ door Henny Vijgeboom om bij Spangen te geen spelen, bleef ik Schiebroek trouw. Won diverse malen het zomerkampioenschap en het snelschaakkampioenschap en werd éénmaal in één seizoen (1964-1965) zowel winter- als zomerkampioen.
Studietijd
Na een ultrakorte militaire diensttijd (afgekeurd na 6 weken omdat mijn slechte gezichtsvermogen ‘een gevaar in oorlogstijd’ zou betekenen) zag ik mijn kans schoon en solliciteerde met succes bij Dagblad Scheepvaart, waarvan bekend was dat je daar bij goed werk de standaard leerling-periode van drie jaar kon verkorten. Na een jaar was ik leerling áf en werkte nog een jaartje als redacteur 3e klasse. Parallel daaraan was ik in de weekends sportverslaggever bij het Rotterdamsch Parool. Vervolgens werd Dagblad De Rotterdammer mijn werkgever. Als redacteur 2e klasse maakte ik deel uit van de regionale redactie en in de weekends van de sportredactie (zaterdagvoetbal). Dat laatste was een curieuze bezigheid, want de streng religieuze krant sloot o.l.v. chef sport Meindert Leerling (later fractievoorzitter van de RPF in de Tweede Kamer) zondagsport uit. Op zaterdagavond klokslag 24.00 uur mocht er geen letter meer getypt worden. Bij een schaatskampioenschap werden op maandag alleen de resultaten van zaterdag vermeld…..
Terug naar het schaken. Bij Schiebroek organiseerde ik van alles, waaronder een intern jeugdkampioenschap en een jeugdschaakdag in de Paasvakantie, die gehouden werd in de Goede Herderkerk en in tien edities uitgroeide tot het grootste eendaagse jeugdschaakevenement van het land (205 deelnemers). Bovendien was ik actief als speler-captain van het eerste team dat twee achtereenvolgende promoties maakte. Tussen de bedrijven door schreef ik in samenwerking met J.L. Dijkers een schaakcursus in tien afleveringen in het tijdschrift van de Schiebroekse Gemeenschap (wat zowaar nog enkele nieuwe leden opleverde), schreef verslagen in De Koerier en verzorgde ik in weekblad De Havenloods een schaakrubriek met de titel ‘Man en Paard’, welke benaming later door Hans Böhm gebruikt zou worden voor zijn radioprogramma’s. Hele mooie herinneringen bewaar ik ook aan de jaarlijkse simultaan-séances die het warenhuis V&D na het Hoogoventoernooi organiseerde. Dat leverde me (verlies)partijen op tegen onder meer Botwinnik, Geller, Spasski en Donner.
Ook volgde ik met succes de opleiding voor de MO-akte Nederlands, eigenlijk ingegeven door de gedachte aan mijn voormalige leraar Nederlands, maar ik ambieerde geen baan voor schoolklassen.
Tot zover Henk. Volgende keer deel 2: Hernieuwde kennismaking.
Wim Westerveld in coproductie met Henk de Kleijnen
Maximale winst van Messemaker in 1e ronde KNSB-bekercompetitie
De laatste keer dat Messemaker een KNSB-bekerwedstrijd speelde was op 12 oktober 2020, één dag voordat er een nieuwe lockdown werd aangekondigd. De KNSB-bekercompetitie werd toen uiteraard stilgelegd. Nu het fysieke schaken dit seizoen weer mag is de KNSB opnieuw met een bekercompetitie begonnen. Messemaker doet hier aan mee en had de eerste ronde een uitwedstrijd tegen het Haagse Schaakhuis. Die club heeft ook echt een schaakhuis annex schaakcafé en daarmee een heel andere sfeer dan een “gewoon” clublokaal zoals Messemaker dat heeft. Messemaker was met haar sterkste spelers komen opdagen, hetgeen niet gold voor het Schaakhuis. Mede daardoor werd het een walk-over: het Messemaker-team (Peter Scheeren, Peter Ypma, Erik Hennink en Jan Evengroen) won alle 4 de partijen en mag daarmee door naar de volgende ronde. Dat wordt dan een thuiswedstrijd tegen het Haagse DD, de sterkere stadsgenoot van het Schaakhuis.