(door Albert Segers)
Met Dordrecht troffen we op zaterdag 11 maart een underdog aan die flink van zich afbeet. Ondanks het grote rating surplus voor Messemaker was het een zware wedstrijd die maar net aan gewonnen werd. De rode draad in dit verslag zijn de geitenpaadjes naar winst en remise.
In mijn vorige verslag schreef ik dat toeval niet bestaat. Dat moest natuurlijk zijn “Toeval bestaat wel degelijk!”. Waren het de vorige keer opmerkelijke analogieën in de twee Segers partijen, deze keer was er een opvallende overeenkomst in de twee ‘Evergreen’ partijen. Zowel Jan als Henk-Jan offerde een volle toren, wat in beide gevallen niet helemaal correct maar wel effectief bleek. In hun geval kan er misschien een logische verklaring gevonden worden in de DNA overeenkomst. Maar ik zie wel een zorgwekkende progressie in het ‘risicobereidheid’ gen. Dat belooft wat als straks de derde generatie achter het bord gaat plaatsnemen …
Op bord 1 was er een korte maar hevige clash tussen de twee IM’s. Peter S. speelde met zwart tegen Mark Timmermans (2404). Hij wilde graag revanche voor zijn nederlaag (met wit) tegen Mark in de RSB-competitie van enkele maanden geleden. Deze keer had Peter zich wel voorbereid, maar na wits 4.h4!? bevond hij zich toch op onbekend terrein. Na ruim de tijd genomen te hebben voor de eerste 10 zetten (dat gold overigens voor beide spelers) was hij heel tevreden over de bereikte stelling. Maar toen speelde Mark een voor hem bekend – maar voor Peter verrassend – schijnoffer. De schade viel gelukkig mee, Peter kon direct daarna afwikkelen naar een ongeveer gelijke stelling, en op zet 23 werd de vrede getekend. Peter: “Ik was deze keer als allereerste klaar, voor mij een vreemde gewaarwording!”
In de partij van Frans op bord 7 (met zwart) tegen Piet Pluymert (1973) was er een spannend moment. Wit had een paard op e5 geposteerd en het is altijd een uitdaging hoe je zo’n sterke knol moet neutraliseren. De “oplossing” van Frans met 11…Pg4 was echter een blunder. Als wit direct 12.e4! had gespeeld, zou er in alle varianten door een dubbele aanval een stuk verloren gaan. Zijn tegenstander speelde het gelukkig pas één zet later en toen was door de tussentijdse ruil een cruciale dubbelaanval eruit gehaald. Frans vond trefzeker het oog van de naald en kroop daar opgelucht doorheen. Hierna werd het evenwicht niet meer verbroken. In de slotstelling stond Frans een fractie beter, maar gezien de stand op de overige borden was remise op dat moment een goed resultaat.
Jan speelde met wit weer een leuke Siciliaanse pot tegen ‘good old’ Joop de Jong (1925), waarin hij een duidelijke plus verwierf. En toen toverde Jan het “briljante” 19. Txa6?! op het bord. Echt een zet van Tal waarmee je de tegenstander het donkere bos inlokt en waarbij er slechts een smal pad voor één van de spelers overblijft om te overleven. Zijn tegenstander geloofde hem en dat leverde dus een gratis pluspion op in betere stelling. Aanname van het torenoffer zou betekend hebben dat zwart (na een combinatie van vier zetten diep) zijn dame moest geven (dat was mooi gezien van Jan!), maar daar zou zwart wel twee torens en een loper voor gekregen hebben. Met slechts twee pluspionnen van Jan daar tegenover geeft de computer het voordeel aan zwart. Maar zijn moed werd beloond en Jan haalde de buit bekwaam binnen.
Voor de partij van Erik aan bord 4 (met zwart) tegen Jacques Hennekes (2034) zou ik helaas letterlijk de tekst uit mijn vorige verslag kunnen kopiëren. Erik mist dit externe seizoen duidelijk zijn goede vorm. Ook nu kwam hij gewonnen te staan, maar het ging toch helemaal mis. Zijn tegenstander had wel wat dreigingen als compensatie voor twee pionnen achterstand, maar dat was normaliter geen probleem geweest. Erik had vooruitberekend dat zijn koning een vluchtveld had, maar dit bleek een geitenpaadje wat letterlijk doodliep. Zijn koning stond hierna klem en werd enkele zetten later alsnog gewurgd.
Albert beleefde een zeldzaam droomscenario. Met wit aan bord 6 tegen Roland van Keeken (2037) verkreeg hij na de opening een stelling waarin zwart geen tegenspel had en hijzelf wel een duidelijk plan had om verder te komen. Daar kwam nog bij dat zijn tegenstander heel lang nadacht (na 21 zetten nog 6 minuten op de klok). Met een pionnenstorm op de koningsvleugel werd weliswaar het ingesloten paard van zwart op h7 opgelost, maar daarmee kwam wel het schootsveld vrij gericht op de zwarte koning. Roland miste nog een geitenpaadje om de ergste schade af te wenden, maar zoals het ging was het na 31 zetten ondekbaar mat.
Het grote spektakelstuk tekende zich af op bord 3, waar Henk-Jan het met zwart opnam tegen Rik de Wilde (2188). What’s in a name!. In een obscure zijvariant van een scherpe opening ging het op een gegeven moment helemaal los! Hier geen subtiliteiten en smalle paadjes, maar woeste golven en baren in een moerasgebied waarin de vaste grond bezaaid lag met mijnen. Toen het mis dreigde te gaan besloot Henk-Jan tot een torenoffer wat hem zeker praktische kansen bood. Heel knap van beide spelers was dat ze lange tijd zetten bleven doen waarbij de computer waardering min of meer gelijk bleef (weliswaar in wits voordeel). En dat in zo’n scherpe en ingewikkelde stelling! Op een gegeven moment bezweek wit toch enigszins onder de druk en kwam Henk-Jan gewonnen te staan. Op zijn beurt haalde hij daar ook niet het maximale uit. Uiteindelijk resulteerde een dame eindspel waarin de materiele balans op wonderlijke wijze weer helemaal hersteld was! Remise was de uitslag waar beide spelers vrede mee konden hebben.
Op bord 4 sleepte Ed met wit een belangrijk punt binnen tegen John van de Laar (1800). Zijn eigen conclusies waren: “Mijn tegenstander speelde de opening te passief, waarna ik steeds het initiatief kon houden. Na dameruil won ik uiteindelijk een pion. Dat kon op 2 manieren, maar ik koos de iets mindere variant. Ook daarna maakte mijn tegenstander me het echter niet moeilijk. Leuk was nog wel mijn (hoewel niet nodig) loperoffer voor 1 pion. Daarna zou ik ook zijn 2 andere koningsvleugelpionnen hebben gewonnen, waarna ik altijd 3 verbonden pionnen tegen een paard had overgehouden. Mijn tegenstander deed echter nog iets slechters waarna hij het direct kon opgeven.”
Hiermee was de overwinning binnen. Als enige was Peter Y. nog bezig (bord 2 met wit) en die had het zwaar. In het middenspel had zijn tegenstander Lennard den Boer (2129) een stuk geofferd voor drie pionnen. Dit resulteerde in een stelling met T+L+P+4pi voor Peter, en T+L+7pi voor zwart. In eerste instantie beoordeelt de computer het als iets kansrijker voor wit, en zo schatte Peter het ook in. Echter één onnauwkeurige zet maakte de kansen al gelijk en daarna kwam zwart langzaam maar zeker beter te staan. De pionnenwals bleek heel moeilijk te stoppen. Het smalle pad werd onbegaanbaar en Peter kon op een gegeven moment alleen nog ademen door een rietje. Dat houd je niet lang vol natuurlijk en uit waardering voor het spel van zijn tegenstander liet Peter zich genereus mat zetten.
Door deze nuttige overwinning met 4½ – 3½ staan we nog steeds op een gedeelde derde plek, samen met het vermaledijde Sliedrecht (met clubgenoot Arjan van der Leij in de gelederen). Die blijven het goed doen! De onderlinge ontmoeting hebben we gewonnen en zij hebben een zwaarder programma voor de boeg. Dus dat moet goedkomen!