Na onze kennismaking en die mooie jaren bij Schaakvereniging Schiebroek (zie Henk) scheidden zich onze wegen. Rob Witt vertrok naar Amsterdam om daar nooit meer weg te gaan. Ik wendde de steven naar Leiden om te studeren. En ook Henk verliet Rotterdam.
Voor hetzelfde geld verlies je elkaar dan definitief uit het oog, maar het liep anders.
Deel 2. Hernieuwde kennismaking
Rob ging bij schaakvereniging Desisco/Watergraafsmeer spelen. Henk schaakte bij de Alphense Schaakclub en ik kwam via de Leidse Schaakclub ‘Philidor’ en schaakclub Charlois bij schaakvereniging Volmac/Rotterdam terecht. We troffen elkaar nog slechts sporadisch, min of meer bij toeval.
Jarenlang speelde ik slechts partijtjes in de externe competitie en langzaam maar zeker vloeide de motivatie weg. Als je niet meer zo fanatiek bent wordt het sociale gehalte van een schaakclub steeds belangrijker. En dat miste ik, de gezelligheid. Overigens zonder dat ik me daar erg bewust van was. Toen in 1996 de sponsor terugtrad, vond ik dat een mooi moment om te stoppen. Voorgoed dacht ik.
Maar ik had buiten de waard gerekend. Ik was al jaren ‘in ruste’ toen Henk contact met me opnam. Of ik geen zin had om voor zijn club te spelen. Die club was inmiddels Messemaker. Na enige aarzeling liet ik me overhalen. Ik kwam in een fijn en sterk team terecht. Fanatiek en toch gezellig. Henk was als vanouds de ongeëvenaarde teamcaptain van ‘het vlaggenschip’ zoals het eerste team van Messemaker steevast genoemd werd.
Aan bord van het schip werd je wel geacht je aan de discipline te houden. Remise aannemen of remise voorstellen zonder overleg met de captain was streng verboden. Voor een ijzervreter als Gert-Jan Ludden of voor de zelfbewuste Paul van der Hoeven was dat geen probleem, maar voor voorzichtige naturen als Ed Roering, Roel Evertse en Erich Karstan soms wel. En als hen dan toch een overtreding ontsnapte, werd ze dat door de scherpe pen van Henk wel even ingepeperd op de clubsite.
De thuiswedstrijden speelden we aanvankelijk in een merkwaardige omgeving. Een verzorgingstehuis in Gouda. Om in de speelzaal te komen, een recreatieruimte met in de open wandkasten wol en naaigerei, moest je door een gang waar schuifelende oudjes je tegemoet kwamen ondersteund door een rollator of een arm van een verpleegster. Wij waren daaraan gewend, maar voor de bezoekende schaakteams moet het een ‘memento mori’ geweest zijn. Het zal hun strijdlust bepaald niet aangewakkerd hebben.
Tot 2010 heb ik bij Messemaker onder Henks leiding gespeeld. Het waren weer prachtige schaakjaren.
En hoe verging het Henk na zijn periode bij Schiebroek? Dat beschrijft hij hierna.
Henks Schaakleven
Vroeg volwassen (+ werk en relaties)
In 1969 besloot ik om qua werk het roer om te gooien. Het journalistieke werk was me te vluchtig, te oppervlakkig en ik herkende mezelf in het gezegde ‘Als professor weet je alles van bijna niets en als journalist weet je niets van alles.’
Mijn sollicitatie bij IBM Nederland naar een eventuele functie bij de afdeling Communicatie leverde een uitnodiging op, waarbij me tot mijn verrassing een baan als ‘Placement Counselor’ (medewerker Personeelszaken) werd aangeboden. Men stond aan de vooravond van een grootscheepse werving onder academici en was van mening dat ik als journalist goed kon interviewen/selecteren. Wel werd me vriendelijk gevraagd om mijn baard af te scheren.
In die tijd was de kledingcode bij de computergigant erg conservatief. Als ‘verlengstuk’ van de Marketingdivisie werd ik geacht om baard- en snorloos op te treden en me te houden aan het protocol kostuum-overhemd-stropdas.. Na enige aarzeling accepteerde ik het aanbod met het oog op verder toekomstperspectief. Eenmaal aan boord probeerde ik het later nog om bij mijn blauwe kostuum overhemd en das te vervangen door een witte coltrui. Fout. Mijn manager stuurde me door naar het Hoofd Personeelszaken, die me opdroeg om me thuis (ik woonde op kamer in Amsterdam) te gaan omkleden. Dat vertikte ik, maar nadien hield ik me wel aan het algemene kledingvoorschrift.
De benoeming betekende overigens het afscheid van mijn geliefde Schiebroek, waar ik werd uitgezwaaid als erelid.
De nieuwe werkkring beviel uitstekend en om mijn promotiekansen te vergroten schreef ik me in voor de POPA (parttime opleiding Personeelswerk Amsterdam), een vierjarige hbo-opleiding. Dat leverde me geen windeieren op, want aansluitend werd ik benoemd tot Manager Personeelszaken van het administratieve personeel.
Ik trouwde in 1971, verhuisde naar Alphen aan den Rijn en kreeg twee kinderen, Saskia (1974) en Jacco (1978). Schaken stond enkele jaren op een laag pitje, totdat ik me als lid bij de Alphense Schaakclub aanmeldde. Daar werd ik achtereenvolgens jeugdleider en secretaris, later voorzitter. Ook hier werden jeugdschaakdagen georganiseerd. Eenmaal, in 1979, mocht ik me algemeen kampioen noemen en pakte het ‘ambt’ van speler-captain weer op.
Verder organiseerde ik vier keer een massakamp tussen Alphen en Schiebroek (contactman Jaap van Meerkerk), waarbij steeds tientallen deelnemers per touringcar werden vervoerd. En ook hier kon ik het schrijven niet laten: enkele seizoenen was ik redacteur van ‘Hoog van de Toren’, een ook buiten de vereniging gewaardeerd magazine dat 6 tot 8 keer per jaar verscheen.
Aardig intermezzo was in 1981 een invitatie voor een simultaan die Max Euwe – kort voor zijn overlijden – gaf ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag. Onze partij eindigde in remise.
Beroepsmatig ging het crescendo. Steeds grotere eenheden werden aan mij als Personnel Manager toevertrouwd, tot en met de complete Serviceorganisatie (1150 medewerkers). Ook hier stroomde het schaakbloed waar het niet gaan kon: ik stroopte de IBM-organisatie af om schakers te vinden om deel te nemen aan de Amsterdamse Schaakolympiade voor Bedrijven. Daar namen ten slotte vijf viertallen aan deel. Het eerste team, met mij als captain aan het vierde bord, stootte enkele malen door naar de landelijke finale (toen nog een select toernooi, tegenwoordig voor elk bedrijf toegankelijk).
Vervolgens kwam de benoeming tot Manager Management Development, die veel dienstreizen naar onder andere de Verenigde Staten en het Europese hoofdkantoor in Parijs opleverden. Dat leidde tot afscheid van ASC en een aantal jaren beperkte ik me – zoals gebruikelijk fanatiek – tot correspondentieschaak. Een serieuze bezigheid die heel wat uurtjes ‘tussendoor’ kostte. Naast internationale wedstrijden kwam ik nationaal in de Meesterklasse uit. Via dit podium plaatste ik me ook eenmaal voor het Nederlands Kampioenschap, zonder al te veel succes overigens. Wel behaalde ik een rating van 2320, iets waarvan ik met het bordschaak alleen maar kon dromen: 1899 was daarbij de piek.
Ik zette een punt achter het correspondentieschaak, toen duidelijk werd dat steeds meer spelers computers inschakelden en daarmee in mijn ogen aan regelrechte competitievervalsing deden.
In 1988 was ik deelnemer aan een wereldrecordpoging simultaanschaak van Hans Böhm ter gelegenheid van het jubilerende Hoogovenschaaktoernooi. Ook dat resulteerde in een puntendeling.
In datzelfde jaar werd ik, niet in de laatste plaats door de enthousiaste verhalen van zwager Henk van der Wösten, opnieuw lid van een vereniging, namelijk Messemaker 1847 – oudste club van Nederland. Daar heb ik geen moment spijt van gehad, want het bruiste daar van activiteiten. Vooral Wil Woudenberg (onder andere organisator van de jaarlijkse schaakontmoeting met onze schaakvrienden uit het Duitse Solingen) en de iconische Ab Scheel (animator op alle denkbare terreinen en fenomenaal webmaster) trokken de kar. Later werd Gert-Jan Ludden de enthousiasmerende voorzitter, met wie ik als secretaris in het bestuur zat.
Laat volwassen
De volgende carrièrestap bij IBM Nederland vormde de benoeming tot Hoofd Interne Communicatie en Perscontacten – ook leuk gezien mijn verleden als dagbladjournalist. Een boeiende baan met persconferenties en persseminars bij de lancering van nieuwe producten en lezingen op congressen overal in het land over de communicatiestrategieën van mijn werkgever. En passant werd ik tevens voorzitter Ondernemingsraad Stafdiensten.
Na 24 jaar zwaaide ik na rijp beraad af bij IBM. Dat werd mogelijk gemaakt door een riante afvloeiingsregeling, die onderdeel uitmaakte van een pakket om afslanking te bevorderen. Gemikt werd op 950 vrijwillige vertrekkers, dat werden er uiteindelijk 1350. Nieuwe werkgever werd de gemeente Gouda, waar ik de functie bekleedde van Directeur Sociale Zaken, Werk en Welzijn (130 werknemers).
De geschiedenis wat schaken betreft herhaalde zich: ik kon een viertal formeren dat aan de schaakolympiade van bedrijven kon deelnemen. Met onder andere Frans Bottenberg en wethouder Wim Hommels in de gelederen behaalden we een verrassende vierde plaats. Ook hield ik me in die tijd bezig met computerschaak. Een bijzonder evenement was de organisatie van enkele duels tussen een team van computerexpert Jan Louwman en acht spelers van Messemaker, die werden afgewerkt in de Agnietenkapel, nabij de Goudse Markt. Ook mocht ik vier achtereenvolgende jaren deelnemen aan het prestigieuze AEGON Mens-Computerschaaktoernooi, met grootmeesters als Bronstein, Nunn en Van der Wiel.
Bij het 150-jarig bestaan van de club werd een hele reeks evenementen opgezet, waaronder een schilderijenexpositie, een gedenkboek en natuurlijk als absolute hoogtepunt de geslaagde wereldrecordpoging simultaanschaak van Gert-Jan Ludden (met officiële vermelding in het Guiness Book of Records). Bij die poging leidde ik het organisatieteam en was ik coach van de recordhouder. Kort daarop werden Gert-Jan en ik beiden benoemd tot lid van verdienste van de vereniging.
Overigens kwam datzelfde jaar een einde aan mijn eerste huwelijk – de rek was eruit. Ik leerde daarna Jolanda kennen – de absolute liefde van mijn leven, nog steeds – die uit een eerder huwelijk drie ‘bonuskinderen’ meebracht: Karin, Yvonne en Marcel. Laatstgenoemde woonde een twaalftal jaren bij ons, eerst in Alphen, daarna in Rotterdam waar we een appartement betrokken. In 2000 trouwden we, met Gert-Jan als weergaloze ceremoniemeester.
Het spreekt bijna vanzelf dat ik opnieuw actief werd als speler-captain die altijd binnen 24 uur na een wedstrijd verslagen distribueerde. Later, toen het eerste team erg veel sterker was geworden met onder andere Wim Westerveld en Paul van der Hoeven, beperkte ik me tot de rol van non-playing captain die de formatie mocht begeleiden naar de tweede klasse van de KNSB.
Tot zover Henk. Volgende keer de laatste aflevering, deel 3. Naderend afscheid
Wim Westerveld in coproductie met Henk de Kleijnen
Eén antwoord op “Drieluik over Henk de Kelijen (deel 2)”
Reacties zijn gesloten.