Hoofdstuk 4 - Indeling en kleurverdeling voor bekercompetitie
Art. 4.1
Voor aanvang van de bekercompetitie inventariseert de interne wedstrijdleider wie wil meedoen aan de bekercompetitie.
Art. 4.2
De paring voor de bekercompetitie wordt per (voor)ronde bepaald door middel van loting. Er wordt een voorronde gespeeld zodat het aantal spelers voor de eerste ronde een macht van 2 (2, 4, 8, 16, enzovoort) is.
Art. 4.3
De bekercompetitie is een afvalrace. Nadat een speler een wedstrijd verloren heeft, is deze speler uitgeschakeld.
Art. 4.4
Is een partij remise, dan worden er twee snelschaakpartijen gespeeld. Degene die over deze twee partijen de hoogste score heeft behaald, gaat door naar de volgende ronde. Is de eindstand van de twee snelschaakpartijen 1 - 1, dan volgt loting. (Indien de partij meetelt voor de interne competitie, wordt er voor de interne competitie een remise genoteerd.)
Art. 4.5
Het speeltempo van een bekerpartij is gelijk aan het verkorte speeltempo. Dit is 75 minuten per persoon voor de gehele partij, vermeerderd met 15 seconden per zet vanaf de eerste zet. Ook in de bekercompetitie hebben jeugdspelers en ouders van jeugdspelers het recht om volgens het jeugdtempo te spelen.Het speeltempo van de twee snelschaakpartijen bij een remise in de gewone partij is 5 minuten per persoon per partij.
Art. 4.6 Aan het begin van het seizoen wordt op de activiteitenkalender van de club aangegeven in welke periode of op welke datum elke ronde wordt gespeeld:
a) Spelers die in een speelperiode of op een speeldatum verhinderd zijn, dienen de partij vooruit te spelen op een onderling af te spreken datum. De uitslag van de vooruit gespeelde partij moet voor de speeldatum van de betreffende ronde doorgegeven zijn aan de interne wedstrijdleider.
b) Als een speler op de betreffende avond zonder geldige reden afwezig is, dit ter beoordeling van de interne wedstrijdleider, wordt de partij voor deze speler als verloren beschouwd en is deze speler daarmee uitgeschakeld voor de bekercompetitie.